De verblijfplaats

 

 

Er wringt iets in mij. Vannacht heb ik weer onrustig geslapen. Door de onbekende vezels van de planten in het papier, hapert de tekening. Mijn pen struikelt over de eeuwenoude ribbels en holtes. Nog maar een paar maanden en dan moet mijn werk klaar zijn. Radeloos pak ik een nieuw vel en begin opnieuw. ‘Een verhaal over de gemeenschap afgewisseld met mijn eigen tekeningen op handgeschept papier’. Mulder was overtuigd. Hij was mijn hoogleraar Antropologie en had mijn onderzoek goedgekeurd. Ik had al eerder gelezen over deze gemeenschap verscholen in het Oeralgebergte. Hun eeuwenoude rituelen zijn nog nergens opgetekend. Zij kennen geen schrift. Door dans, zang en kunst vertellen zij hun geschiedenis.

 

Het is nu drie maanden geleden dat ik hier naartoe ben gekomen. Een blokhut op een half uur lopen van het dorp. Een gehucht met een handvol houten hutten. Afgesloten van de dagelijkse wereld. Zonder telefoon of internet.

 

Als een stuk vermolmd hout ligt de hut aan de rand van het bos. De planken zijn verkleurd in okergeel met grijze nerven waar de wind en regen de lak heeft weg geschuurd. Er is precies genoeg ruimte voor een eenpersoonsbed, een tafel met twee rechte harde stoelen en een bank. Als ik mijn benen over de leuning hang, kan ik mijn hoofd en romp neerleggen. De geur van vochtige aarde is in de houten wanden getrokken. Verweerde porseleinen kopjes en borden verborgen achter het gordijntje onder de gootsteen. Boven het fornuis hangen pannen aan haakjes. Een koekenpan met zwartgeblakerde randen en een steelpan waarvan het handvat los zit. Losse stukken hout aan elkaar geplakt met spijkers en touw verraden dat de wc later is aangebouwd.

 

‘Goedemorgen’, zeg ik ook vanochtend weer tegen mijn dierbaren. Tegenover mijn bed hangen foto’s van hen. Met plakband dat af en toe loslaat, zodat ik ze wel aanraken moet. In het voorbijgaan voel ik hun gezichten en duw ze weer vast.

Dan zie ik hem weer. Hij komt aangeslopen over het gras. Af en toe sluipt hij uit het bos en blijft dan als bevroren staan voor mijn hut. Zijn snuit spits met witte vlakken rond de flanken van zijn neus. Ik wacht stil voor het raam en begluur zijn behoedzame stappen. Zijn poten laten afdrukken achter op het tuinpad. Als een watermerk op mijn terrein. Iedere dag weer. Ik draai mij om en loop naar de gootsteen.

 

Vanochtend heb ik de vellen in een grote emmer met water gezet. Ik kneed en masseer de knobbels en ribben tot ze opgaan in de ruimte van het papier. Mijn vingertoppen voelen schraal en verschrompeld door het lauw warme water. Met een stuk touw heb ik mijn kamer verdeelt in twee helften. De kletsnatte vellen papier hangen met kleine knijpertjes vast.

 

De vos is achter mij naar binnen geslopen en staat doodstil voor de waslijn. Ik draai mij om. Zijn helder bruine ogen kijken dieper dan ik ben. Hij straalt wijsheid uit en een tinteling beweegt van mijn kruin tot mijn voeten.

 

‘Wie ik ben’, vraagt de vos. Verrast door mijn eigen antwoord, zeg ik: ‘de schoonmaakster van het boek zonder woorden. Ik wis oude afdrukken uit. Watermerken die er niet meer toe doen.’ De vos knikt begrijpend. Hij richt zijn kop omhoog en vangt met zijn tong een druppel op.

 

Weifelend of ik hem zal aanraken, zak ik door mijn knieën. Ongemerkt ligt mijn hand al op zijn rug en streel ik trillend zijn vacht. Vol en zacht. Rossig als een mens met een lichte huid en sproeten. Hij laat zelfs toe dat mijn vingers over zijn snuit glijden. Ondertussen luister ik naar het geluid van zijn tong, die over de stugge houten plankenvloer beweegt. Zorgvuldig likt hij het vocht weg.

 

Hij kijkt mij nog een keer aan en wandelt dan naar buiten. Ik zie hem door het raam terug het bos inlopen. Rustig dit keer. Alsof hij minder bang is. De vellen vormen een hoge stapel op mijn tafel. Met inkt teken ik symbolen als illustratie bij mijn geschreven onderzoek. Een verhaal over eeuwenoude letters en tekens, die onzichtbaar zijn geworden.

 

Oktober nadert. De winkelier in het dorp had nog een rol bruin pakpapier waarmee ik mijn manuscript inpak. Ik neem de foto’s van de wand en bundel ze met een stuk van de waslijn.