De dronken walnoot

 

 

Ongans had hij zich gegeten aan de appels. Van elke soort één en achtenveertig in totaal. Vermengd met een halve liter Champagne zochten de appels hun weg door zijn darmen. De kolkende stromen maakten borrelende geluiden. Gedempt door zijn buikwand.


Zwalkend liep hij dieper de tuin in. Achterin stonden nog de walnotenbomen. Sommige noten, waren nog vochtig en zacht. Verscholen onder hun groene deken. Dunne witte sliertjes wortel volgden de groeven en kronkels van de vleeskleurige jonge schil.


Hij kraakte er één. Welke helft eerst? Links of rechts. Hij koos de eerste. Zijn realiteitszin verdween in nevelige wolken. Hij hoorde de halve walnoot nog net luid zingend zijn weg vervolgen door het gangenstelsel van zijn ingewanden, als hij achterover in het gras valt.


Alles is mooi.